Pensioenfondsen hebben geld als water, maar hoe zorgen we ervoor dat ze dat ook gaan investeren in water?
Tekst: Sjors Rodenburg
Dijken, sluizen, baggerwerkzaamheden, riolen, drinkwatervoorzieningen en offshore projecten. Als Nederland zich de afgelopen eeuwen ergens in heeft weten te specialiseren, is het wel water. Niet voor niets klinkt het ‘let’s bring in the Dutch’ als er zich weer ergens een grote watersnoodramp voltrekt. En met de groeiende wereldbevolking — met name aan de kust — én de stijgende zeespiegel neemt de vraag naar watermanagement de komende decennia alleen maar toe.
Kansen genoeg dus. Toch weten institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen en verzekeraars, de gang naar watergerelateerde projecten nog maar mondjesmaat te vinden. Hoe komt dat? Hoe kunnen we samenwerking tussen beleggers en de Nederlandse watersector bevorderen? En hoe kunnen we beide werelden dichter bij elkaar brengen? Daarover ging de tweede editie van het Impact Investment Initiative op dinsdag 23 januari op het hoofdkantoor van PGGM in Zeist.
Logische samenwerking
Volgens Chris Limbach, managing director Investeringen bij pensioenuitvoerder PGGM, is samenwerking tussen pensioenfondsen en de Nederlandse watersector eigenlijk heel logisch. ‘Als langetermijnbelegger zijn we op zoek naar stabiel rendement en willen we een bijdrage leveren aan een betere wereld’, legde hij uit. ‘Bij water komen die twee samen.’
Ook Henk Ovink, in 2015 door het kabinet benoemd als eerste watergezant om de Nederlandse watersector in het buitenland te promoten, ziet een natuurlijke samenwerking. ‘Er wordt jaarlijks maar 4% van wat we eigenlijk zouden moeten investeren in water gestopt. Als we zo doorgaan, zijn er in 2050 twee miljard mensen weggeklotst.’ Daarbij zijn beide sectoren als geen ander georiënteerd op de lange termijn. ‘Ik heb niets aan geld dat snel winst wil maken.’
Te weinig expertise
Dat ze elkaar tot op heden nog maar nauwelijks hebben weten te vinden, heeft vooral te maken met de grote afstand tussen beide sectoren en het feit dat ze elkaars taal niet spreken, constateerde Limbach. ‘Pensioenbeleggers willen vooral beheersbaar en veilig beleggen, maar waterbeleggingen zijn ingewikkeld, kennen een lange looptijd en vragen om veel kennis. Onze sector heeft die expertise nog niet genoeg opgebouwd.’
Hij werd hierin gesteund door Peter Borgdorff, directeur van pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), dat sinds de afscheiding van PGGM in 2008 nog altijd een flinke vinger in de pap heeft bij de pensioenuitvoerder uit Zeist. Daarbij investeren pensioenfondsen alleen in stabiele landen zonder corruptie, benadrukte hij. ‘Dan wordt het investeringsklimaat een stuk kleiner.’
Projecten bundelen
Wat volgens Borgdorff ook meespeelt, is dat water pas een paar jaar op het vizier staat van beleggers. Van het totaal belegde vermogen van €190 mrd (2017) door PFZW zit ‘slechts’ €800 mln in water. Als voorbeeld noemde hij een investering van €80 mln in twee Chinese waterzuiveringsbedrijven. ‘Onze betrokkenheid is heel bescheiden, maar we zorgen er wel voor dat 300 miljoen Chinezen schoon water hebben.’
Juist die relatief kleine bedragen maken het lastig voor grote spelers om te investeren, vertelde Borgdorff, die eraan toevoegde eigenlijk geen projecten onder de €100 mln te doen. ‘Alles wat kleiner is, is lastig voor ons.’ Om ditprobleem te tackelen zouden waterspelers hun projecten op een slimme manier moeten bundelen, bracht René Noppeney, directeur Water bij ingenieursbureau Royal HaskoningDHV, in. ‘Leg er een strikje omheen zodat het geheel wél interessant wordt voor pensioenfondsen om daarin te investeren.’